Paul is een jongen van negen jaar die op zevenjarige leeftijd de diagnose McDD heeft gekregen, dit is een Autisme Spectrum Stoornis waarbij kinderen veel angsten kennen en bizar gedrag kunnen laten zien. Paul is veel bezig met lugubere zaken en hoort en ziet dan dingen die er niet zijn zoals kleuren en donkere wolken. Hij is bij vlagen somber en doorgaans zwaar op de hand. Hij is graag alleen en heeft weinig vriendjes. In het spel wil hij de regels bepalen. Hij moet in alles gestuurd worden en heeft veel 1-op-1 begeleiding nodig. Omdat hij zo verdrietig is en zich niet goed voelt wordt er veel toegegeven aan zijn wensen om alleen te zijn en niet met andere kinderen te hoeven spelen. Om hem te ontlasten houdt moeder Paul ook vaak thuis van school. Er is hulp aan huis gestart om moeder te leren omgaan met de agressieve buien die Paul naast zijn depressieve klachten heeft en zijn weerstand tegen de opvoedingsregels van moeder. In deze hulpvorm blijkt dat moeder zelf ook star is en problemen heeft met het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Het naar school brengen bijvoorbeeld van Paul is voor haar een ware beproeving. Met de hulpverlener van hulp aan huis blijken deze problemen goed bespreekbaar en ook kan de hulpverlener zijn zorgen uiten over de kleine leefwereld van Paul en de grote moeite om deze te vergroten. Vervolgens moet dan nog de school worden overtuigd van de noodzaak om een andere sociale omgeving voor Paul te zoeken. De leerkrachten zijn best trots op hun inspanningen om Paul binnenboord te houden, maar zien uiteindelijk toch in dat een kleinere school en een dagbehandeling Paul meer ontwikkelingskansen kunnen bieden.
Op de nieuwe school gaat het aanvankelijk zeker niet van een leien dakje. Paul is ook daar een kind dat opvalt, maar anders dan op de gewone school wordt hij niet met dit gedrag gepest. In de dagbehandeling is de aansluiting met de groep zo’n grote stap dat hij vaak in paniek raakt en dan provocerend gedrag naar andere kinderen laat zien. Er moeten aparte situaties worden gecreëerd waarin Paul even alleen of samen met een pedagogisch medewerker kan spelen. De dagbehandeling geeft daarnaast veel mogelijkheden om Paul te stimuleren met andere kinderen te spelen. Na een half jaar begint dit redelijk te lukken en in het tweede behandeljaar begint Paul zowaar vriendjes te maken en wordt hij vaker door andere kinderen als speelkameraadje gevraagd. Hier geniet hij enorm van. Hij wordt ook steeds sportiever, wordt lid van een voetbalclub en kan aan het einde van de basisschool de overstap maken naar vervolgonderwijs zonder daarbij de ondersteuning nodig te hebben van een dagbehandeling. Het vervolgonderwijs moet echter wel kleinschalig zijn. Gelukkig is er sinds kort bij Paul in de buurt een middelbare school gekomen die zich specifiek richt op kinderen met en autisme spectrum stoornis.
In deze casus zien we dat de sociale omgang met andere kinderen van kinderen met ontwikkelingsstoornissen een moeilijke stap kan zijn, die soms uitgesteld wordt om kinderen rust te gunnen en te ontzien. Zachte heelmeesters kunnen dan stinkende wonden maken, want hoe ouder kinderen worden hoe moeilijker een afstand naar andere kinderen te overbruggen valt. Ze hebben dan te grote angsten en te weinig sociale vaardigheden opgebouwd. De investeringen die op jonge leeftijd worden gedaan vertalen zich uiteindelijk terug in winst op latere leeftijd. Hun ontwikkeling is dan al een tijdje op het goede spoor en een eventuele latere ontsporing kan makkelijker worden teruggedraaid, doordat kinderen ervaren hebben dat hulp niet voor niets wordt aangeboden en hen ook daadwerkelijk kan helpen.
Geschreven door Peter van der Doef