Contact| Colofon| Agenda|
JeugdPsychiatrie

Stelen

Opvoeding is gebaseerd op vertrouwen. Niets is ontwrichtender voor een normaal sociaal contact dan schending van vertrouwen. Dit roept gevoelens op van afkeer en onmacht en de vraag wat tegen deze schending kan worden gedaan. Moeten strafmaatregelen volgen? Hoe kan vertrouwen worden hersteld? Stelen is een voorbeeld van een schending van vertrouwen dat sterke reacties oproept. Een kind dat steelt kan gebrandmerkt worden als een dief. De omgeving kan zodanig worden ingericht dat de kans dat iets gestolen wordt zo klein mogelijk wordt gemaakt. Het lijkt praktisch onmogelijk om positief te reageren op zo’n schending van vertrouwen. Toch is dat de pedagogische uitdaging om verder te kijken dan het probleemgedrag en te onderzoeken waaròm het kind zo nodig iets wil hebben op de manier waarop het dit tot zich neemt.

 

 

 

 

 

Koen is een 11-jarige jongen die al een hele hulpverleningsgeschiedenis achter de rug heeft als hij op een gegeven moment met allerlei dingen de leefgroep inkomt van de dagbehandeling die hij heeft voor het ontwikkelen van sociale contacten. Het zijn niet van die heel grote dingen, plaatjes, stickers en dergelijke. Hij laat ze alleen heel stiekem zien aan andere kinderen en creëert zo een sfeer van geheimzinnigheid rond zijn persoon. Het gedrag wordt ernstiger als dingen uit de groep, in het bijzonder de teamkamer, worden gemist. Ook nu weer geen grote dingen, koekjes, pennen, waarvan het eerst niet eens was opgevallen dat ze verdwenen waren. De verdenking valt direct op Koen, vanwege de eerdere incidenten, maar ook omdat hij een paar keer betrapt is op aanwezigheid in de teamkamer terwijl hij er niets had te zoeken. Wat te doen? Besloten wordt om open kaart te spelen en de gebeurtenissen, het gevoel van onveiligheid en het vermoeden van zijn aandeel in een mentorgesprek met hem te delen. Dit na overleg met de ouders, die eerst schrikken van de vermoedens van de groepsleiding maar wel instemmen met het voorstel. In het gesprek geeft Koen vrij snel toe dat hij af en toe dingen meeneemt. Gevraagd naar de reden vertelt hij dat hij zich rot verveelt in de groep en blij is als de dagbehandeling afgelopen zou zijn. Eigenlijk is dit de eerste keer dat Koen zich zo uitspreekt over de behandeling of überhaupt over iets dat hem bezig houdt. Belangrijk is het dus om het niet bij één gesprek te laten en een wekelijks mentorgesprekje te plannen om te praten over dingen die hem interesseren en bezig houden. Uiteraard nadat hem eerst te verstaan is gegeven dat iets meenemen niet dè manier is om aandacht te vragen. In deze gesprekjes wordt Koen steeds openhartiger en groeit geleidelijk een relatie die de groepsleiding eerst niet voor mogelijk had gehouden. Eigenlijk hadden ze Koen al een beetje ‘opgegeven’ en gedacht niet verder met hem in de behandeling te komen. De negatieve aandacht die Koen met zijn steelgedrag naar zich had toegetrokken kon worden omgebogen naar een positieve aandacht waarvan Koen duidelijk geniet. Onnodig te zeggen dat het stelen sinds de start van de gesprekjes niet meer is voorgekomen.

 

In deze casus zien we dat sociaal onacceptabel gedrag een uiting kan zijn van persoonlijke onvrede waarvoor de persoon in kwestie geen uitlaatklep weet anders dan via probleemgedrag. Naast het bespreken van het sociaal onwenselijke is belangrijk dat de persoonlijke onvrede waaruit het probleemgedrag ontstaat ook een plek krijgt in de behandeling. Koens behandeling heeft niet lang meer geduurd. Ouders en groepsleiding vonden dat hij aan een nieuwe uitdaging toe was, nl. om thuis zijn eigen leven te leiden zonder de noodzaak van dagbehandeling. Bij het afscheid omarmde Koen zijn mentor stevig. Zijn steelgedrag had navolging gekregen. Ook de mentor had iets gestolen: het hart van het aan haar zorgen toevertrouwde kind.

 

 



Peter van der Doef,