Dit is het geval met Wilbert, een jongen van 10 jaar met een PDDNOS, die er op de gewone basisschool niet in slaagt goed contact te maken met andere kinderen. Hiervoor wordt hij opgenomen in dagbehandeling en op een aan deze dagbehandeling verbonden school voor speciaal onderwijs. Zijn ouders zijn gescheiden toen hij 4 jaar was. Er is een bezoekregeling bij vader eens in de 14 dagen een weekend. Wilbert leeft erg in zijn eigen wereld, gaat op in zijn verzameling Pokemons en communiceert naar andere kinderen via zijn Pokemons. Zijn fantasie heeft vaak een groot werkelijkheidskarakter.
Oorzaken voor problemen legt hij veel bij de ander. Maar geleidelijk aan bouwt hij met kinderen in de dagbehandeling een relatie op en ontwikkelt hij ook interesse in andere dingen dan zijn eigen Pokemons. Anders ligt dit in de thuissituatie, waar Wilbert vindt dat moeder alles voor hem bepaalt. Hij reageert fel tegen de vele regels die moeder hem stelt. Hij kan geen stap zetten zonder dat zijn moeder zich daarmee bemoeit en deze bekritiseert. Als Wilbert door zijn PDDNOS al moeilijk relaties kan leggen, wordt dit door de conflicten met zijn moeder alleen maar nog moeilijker.
De dagbehandeling is voor Wilbert een plek waar hij voor het eerst in zijn leven het gevoel heeft zichzelf te kunnen zijn. In de dagbehandeling valt dan op hoe onzeker hij in het leven staat en hoe negatief hij is over eigen prestaties. De vraag doet zich hierbij nadrukkelijk voor of deze negatieve zelfwaardering geen afspiegeling is van de vele kritiek die hij van moeders zijde heeft moeten verduren. In de loop van behandeling komt vader meer in beeld. Vader vindt al het gepsychiatriseer over zijn kind maar niks. In zijn ogen is Wilbert een gewone jongen die wat moeilijkheden ondervindt in het contact met andere kinderen, maar die vooral klein gehouden wordt en ten onrechte als een kind met een psychiatrische stoornis wordt beschouwd door zijn moeder, vanuit haar eigen behoefte om controle te hebben over haar kinderen.
Gedurende de behandeling geeft Wilbert regelmatig aan dat zijn basisbehoeften niet door moeder, maar door vader worden vervuld. Met zijn vader voelt hij verbondenheid, van zijn vader krijgt hij waardering en bij zijn vader kan hij zichzelf zijn, krijgt hij de mogelijkheid zijn eigen doelen te formuleren en na te streven. Het liefst zou hij al die tijd ook gaan wonen bij zijn vader. Voor moeder is dit onbespreekbaar. Als Wilbert de leeftijd van 12 heeft bereikt, neemt hij ten einde raad zelf het heft in handen neemt en na een weekend bij vader besluit hij niet meer naar moeder terug te gaan. Leiden in last, uiteraard, maar na lang juridisch touwtrekken en een crisisopname voor dag en nacht als veilig tussengebied tussen de situatie bij vader en moeder, valt de rechterlijke beslissing dat Wilbert wordt toegestaan om verder bij vader te blijven wonen.
In deze casus zien we dat ouders, zeker in geval van scheiding, in belangrijke opzichten soms hun kind niet de omgeving kunnen bieden die het nodig heeft of nodig meent te hebben. Het kind moet dan uiteindelijk zelf duidelijkheid verschaffen waar het voor staat en wat het wil. Wilbert kan voor zichzelf spreken, maar andere kinderen zijn daartoe mogelijk niet in staat. We moeten dan extra alert zijn op signalen die aangeven dat hun eigenheid in het geding is en op basis van die signalen ruimte proberen te creëren om die eigenheid ook tot ontwikkeling te laten komen.
-------------------
Publicaties van Peter van der Doef
Bronnen
Pagina over PDDNOS