Contact| Colofon| Agenda|
JeugdPsychiatrie

'De jeugdzorg hoeft niet zo ingewikkeld in elkaar te zitten'

De regie in de jeugdzorg moet weer bij de professional komen te liggen. En niet bij de overheden die de sector teveel met regeltjes belasten. Twee hartenkreten van jeugdzorgmanager Wiel Jansen. Zijn boek 'Vertrouwen in de jeugdzorg' is onlangs verschenen.

Wiel Jansen was tien jaar lang bestuurder van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). Vorig jaar raakte de organisatie in financieel zwaar weer en verloor Jansen het vertrouwen van zijn medewerkers. Zijn vertrek was daarmee onontkoombaar. Ruim een jaar later, zet hij in Vertrouwen in de jeugdzorg zijn loep op de jeugdzorg. Hij analyseert en verklaart hoe de sector geworden is zoals hij is geworden, en doet aanbevelingen voor verbeteringen. Aan het eind van het boek komt Jansen terug op zijn eigen rol als bestuurder in Amsterdam en het uiteindelijke verlies van draagvlak bij de medewerkers.

 Vertrouwen in de jeugdzorg, waarom die titel?

‘De titel slaat vooral terug op het vertrouwen in de professional. Het gehele jeugdzorgsysteem is de laatste jaren steeds meer gebaseerd op wantrouwen en nog eens wantrouwen. De professional is weggedrukt. Ik heb ook gekozen voor de titel naar analogie van een rapport van Pieter Winsemius (en anderen) over schooluitval voor de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, OS). Dat rapport heet Vertrouwen in de school. Hij pleit daarin voor de terugkeer van een stevige vakman in de school. Ik pleit voor iets soortgelijks in de jeugdzorg. De regie moet weer bij de professional komen te liggen. En niet bij overheden die teveel regeltjes opleggen.’

 In uw boek legt u bloot hoe complex de jeugdzorg is georganiseerd. Is er een weg terug?

‘Het systeem is zo complex geworden omdat er, bij gebrek aan sturing vanuit een inhoudelijke visie, in de loop van de jaren van alles aan elkaar is gegroeid, ook in wetgeving. Ik denk dat de jeugdzorg helemaal niet zo ingewikkeld in elkaar hoeft te zitten. Ik pleit voor vereenvoudiging van de financiering van de tweedelijnsjeugdzorg. Daarmee kan de jeugd-ggz de verbinding met de gehele jeugdzorg aangaan. Ik ben blij dat daar nu van verschillende kanten (onder meer politici en brancheorganisatie MOgroep, OS) op wordt aangedrongen. Kennelijk is de tijd rijp. Verder, leg ik in mijn boek de nadruk op de allround werker in de eerste lijn die kan doorverwijzen; een ambachtsman of  ambachtsvrouw met statuur en overwicht. In mijn ogen is dat de hbo-professional die  over de breedte van een gezin coördineert waarbij de W.O.’er (academicus, OS) zijn expertise op een deelterrein dienstbaar inzet.’

Is dat voor elkaar te krijgen met zoveel belangentegenstellingen in de sector?

‘Daar is een mentaliteitsverandering voor nodig, binnen het raamwerk van een structuur die daartoe uitnodigt.  Je kunt dat niet zomaar van bovenop opleggen.’

 Het laatste hoofdstuk in uw boek gaat over het Centrum voor Jeugd en Gezin. Gelooft u in het succes ervan?

‘Ik denk dat het een dubbeltje op zijn kant wordt. Ik vind de naam, centrum, niet gelukkig gekozen. Die naam brengt het gevaar met zich mee van een nieuwe koker binnen de eerstelijns jeugdzorg. Tot nog toe lijkt het CJG in veel gemeenten op een anonieme verzamelplaats van allerlei beroepskrachten. Essentieel is in elk geval dat er een hart in de eerstelijns jeugdzorg komt in de vorm van een HBO professional, die een verbinding met zijn cliënten kan aangaan. Bij een nieuwe visie op goede jeugdzorg hoort, nogmaals, een herstel van het ambacht van de hulpverlener in de eerste lijn.’

 In uw boek blikt u ook kort terug op uw rol als bestuurder bij BJAA. U beschrijft hoe medewerkers u uiteindelijk van verraad betichtten. U kon namelijk de door u en door hen beoogde functie van bureau jeugdzorg niet meer verdedigen bij de overheden, de geldschieters. Hoe kijkt u daar op terug?

‘Ik had de illusie dat zoiets mij nooit zou overkomen. Dat ik zou moeten terugkomen op beloftes die ik had uitgesproken over de bredere functie van bureau jeugdzorg (meer dan enkel indicatiestelling en casemanagement in de jeugdbescherming, OS), dat is heel pijnlijk. Niettemin, ik heb fantastisch jaren gehad, de manco’s en het vele vechten inbegrepen. Dat hoort bij zo’n baan.’  

 

 Wiel Jansen
Vertrouwen in de jeugdzorg
Uitgeverij SWP

Klik hier voor meer informatie over het boek.



Olaf Stomp,

Relevante categorieën: